Ontstaan van Pro Persona Pro Persona is een relatief nieuwe stichting in de geestelijke gezondheidszorg. De Stichting Pro Persona is ontstaan uit een fusie tussen de Gelderse Roos en Forum GGz Nijmegen. De Gelderse Roos bestond uit verschillende instellingen zoals; het psychiatrisch ziekenhuis Wolfheze, de RIAGG’s Arnhem en Rivierenland, en de PAAZ van ziekenhuizen Gelderse Vallei en Rivierenland. Forum GGz Nijmegen ontstond toen Psychiatrisch Centrum Nijmegen en de RIAGG Nijmegen fuseerden. Later werden ook nog de Pompestichting, GGz Nijmegen en stichting Overwaal toegevoegd. Per 1 januari 2012 was de fusie in juridische zin voltrokken en ontstond Pro Persona met alleen de Pompestichting als dochterstichting.Pro Persona Pro Persona biedt specialistische zorg aan jeugdigen, volwassen en ouderen met psychische problemen. Behandelingen worden uitgevoerd door deskundige medewerkers die op de hoogte zijn van de meest effectieve wetenschappelijke behandelingen. Het brede scala van behandelingen helpen de cliënten om beter te worden of zich beter te voelen, dit door zelf keuzes te maken die de kwaliteit van hun leven verbeteren. Pro Persona behandelt zoveel mogelijk thuis, ambulant en in deeltijd. Wanneer dit niet mogelijk blijkt te zijn door de psychische problematiek dan kunnen cliënten worden opgenomen in één van de klinieken die Pro Persona rijk is. Behandeling is erop gespitst zo licht mogelijk en zo zwaar als noodzakelijk te zijn.
Doelstelling & Visie De missie van Pro Persona is: ‘Het verbeteren van de levenskwaliteit van mensen met psychische problemen of psychiatrische stoornissen door hen te genezen of weer grip op hun bestaan te laten krijgen en samen met hen een nieuw perspectief te ontwikkelen’. De visie van Pro Persona is dat zij altijd op zoek gaan naar de behandeling die het beste aansluit bij de wensen van de cliënt. Daarbij betrekken zij familie en naasten, spelen ze in op invloeden uit de maatschappij en volgen ze ontwikkelingen binnen de psychiatrie. Pro Persona werkt volgens bewezen methodes in zorgprogramma’s en toetsen continu de effectiviteit daarvan. Als werkgever stimuleert Pro Persona medewerkers om zich te ontplooien, samen te werken met collega’s en collega-instellingen en zich continu te professionaliseren. Pro Persona omschrijft zich als een organisatie die graag met cliënt en omgeving in dialoog gaat en openstaat voor ideeën en feedback. Zo draagt Pro Persona bij aan het vergroten van de kennis en begrip van psychiatrie in de maatschappij door het geven van voorlichting, het doen van onderzoek en door open te communiceren. Tenslotte is Pro Persona een persoonlijke zorgverlener die de behoeften van de cliënt als uitgangspunt neemt voor de invulling van de zorg (zie figuur 1 voor de kernwaarden van Pro Persona in relatie tot de cliënt).
Figuur 1 . Kernwaarden Pro Persona in relatie tot de cliënt.
Expertisecentrum Depressie Bij het Expertisecentrum Depressie worden mensen behandeld met een depressieve stoornis. De cliëntenpopulatie bestaat uit volwassenen (18 tot 65 jaar) met een ernstige, al of niet acute psychische en psychiatrische aandoening met betrekking tot depressie en/of angst die een hoge mate van bescherming en veiligheid nodig hebben en voor wie een klinische opname noodzakelijk is. In deze kliniek van Pro Persona volg ik mijn stage vanaf februari 2017 tot en met september 2017 voor 28 uur in de week. Veel cliënten hebben een therapieresistente depressie, wat betekent dat zij al verschillende behandelingen hebben gehad. Het doel van de behandeling bij het Expertisecentrum is het verminderen van de klachten en het verbeteren van de stemming en daardoor het verbeteren van de levenskwaliteit. Om dit te bereiken wordt er samengewerkt met een multidisciplinair team. Naast dat cliënten een depressieve stoornis hebben is er vaak sprake van comorbiditeit met bijvoorbeeld angst- of persoonlijkheidsproblematiek. Het Expertisecentrum Depressie is een TOPGGz-afdeling en gespecialiseerd in het bieden van consultatie voor professionals, advisering en behandeling voor cliënten met chronische en/of therapieresistente depressie. Het Expertisecentrum is gelegen in het Radboud UMC te Nijmegen en heeft 17 bedden. Het behandelaanbod wordt zo kort als mogelijk aangeboden, zodat de zorg weer overgenomen kan worden door de reguliere behandelaar. De zorgverlening wordt gestandaardiseerd en op effectiviteit geëvalueerd. Empowerment van cliënten en rehabilitatie vormen centrale onderdelen van het behandelprogramma.
Het Expertisecentrum legt zich toe op het verbeteren van de kwaliteit van zorg voor depressie door toetsing en strikte implementatie en naleving van de evidence-based richtlijnen voor de behandeling van depressie. De visie van waaruit dat gebeurt is dat het naleven van de richtlijnen voor een verbetering in de huidige behandeling zorgt, waardoor de therapieresistentie en chroniciteit zal verminderen. Deze ambitie is ten eerste gericht op het zorgprogramma Depressie van Pro Persona, maar strekt zich ook uit naar het verzorgingsgebied van Pro Persona en daarbuiten. Op landelijk gebied wordt deze ambitie gerealiseerd met hulp van partners die actief zijn op hetzelfde terrein. Om de continuïteit van de behandeling te garanderen wordt er intensief samengewerkt met ambulante en klinische afdelingen binnen het circuit volwassenen, huisartsen, andere GGZ-instellingen, maatschappelijke voorzieningen, PMT en AT. De aanmeldingen van het Expertisecentrum Depressie komen veelal vanuit verwijzers zoals; huisartsen, crisisdiensten, interne verwijzingen en/of verwijzingen vanuit andere GGz’s. Het gros van aanmeldingen komt binnen via de Second Opinion (SO). Het Expertisecentrum Depressie biedt een SO aan waarbij een externe cliënt uitbereid gesproken wordt door een psychiater, een klinisch psycholoog en de stagiaire psychologie. Doel van de SO is om te kijken naar verdere behandelingsstappen die genomen kunnen worden, en/of een eventuele klinische opname op de afdeling. Wanneer iemand opgenomen wilt worden beschikt het Expertisecentrum Depressie over een opnamebeleid, te weten;
• Klinische interventie op grond van ernstige psychopathologie en/of decompensatie van het netwerk.
• Een open afdeling zodat cliënten ondanks de depressie en angst blijven oefenen met activiteiten buiten de kliniek. Echter worden de vrijheden per cliënt wel ingeschat door het behandelteam of hij/zij zelfstandig naar buiten kan.
• De afdeling is prikkelarm en biedt gestructureerde verpleegkundige zorg, voor eventueel een langere tijd.
• Cliënt kan vrijwillig of met een dwangmaatregel (IBS; In Bewaring Stelling of RM, Rechterlijke Machtiging) worden opgenomen.
• Voor cliënten tussen de 18 en 65 jaar met de diagnose therapieresistente depressie.
Een gemiddelde opname in het Expertisecentrum Depressie bedraagt 12 weken, en op dit moment (april, 2017) is er een wachtlijst voor een klinische opname. Een gemiddelde wachttijd kan niet gegeven worden in verband met de diverse factoren waarmee rekening gehouden moeten worden wanneer een cliënt ontslagen wordt uit de kliniek. Over het algemeen verlaten cliënten de kliniek wanneer; Het acute toestandsbeeld is in remissie of grotendeels in remissie en ernstig gevaar is geweken; de cliënt is in staat en bereid, indien nodig, tot het volgen van een vervolgbehandeling op een andere afdeling/opname dan wel ambulante zorg, of er bestaat een niet af te wenden aanhoudend gevaar, waarvoor bijzondere opvang of voorziening voor nodig is; bijvoorbeeld een gesloten afdeling.
TOPGGz De meeste mensen met psychische problemen kunnen goed behandeld worden in de Basis GGZ door de huisarts, POH-GGZ of een Basis GGZ-instelling. Voor anderen is specialistische GGZ (SGGZ) gewenst. Voor sommige cliënten is uiterst specialistische zorg nodig. Bijvoorbeeld omdat de behandeling in een regionaal centrum voor GGZ onvoldoende resultaat biedt. Of vanwege een zeer zeldzame stoornis of een ingewikkelde combinatie van psychische en somatische problematiek. Deze cliënten kunnen terecht bij een TOPGGz-instelling of -afdeling, die zeer gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg biedt. In een TOPGGz-instelling of -afdeling wordt gespecialiseerde cliëntenzorg gecombineerd met wetenschappelijk onderzoek en innovatieve behandeling. Het Expertisecentrum Depressie heeft per december 2015 de TOPGGZ-erkenning verkregen.
Figuur 2 . Route van aanmelding cliënt naar Top GGZ.
Om in aanmerking te komen voor het TOPGGz keurmerk, vindt er een beoordeling plaats van een afdeling. Het keurmerk kan worden toegekend aan afdelingen van GGZ-instellingen, psychiatrie van UMC’s, algemene ziekenhuizen en aan netwerken waar verschillende zorgaanbieders structureel samenwerken. Deze afdeling moet een specifieke en duidelijke patiëntengroep hebben waarin zij minstens drie jaar in gespecialiseerd zijn. Op deze afdeling moet er sprake zijn van integratie van diagnostiek, wetenschappelijk onderzoek, innovatie, behandeling en kennisverspreiding. Er moet sprake zijn van een multidisciplinair team waar zij een gemeenschappelijke missie, visie en beleid hebben met betrekking tot de topklinische taken en functies die zij verzorgen. Deze topklinische taken en functies hebben betrekking op de zorg voor de patiënten, het toegepast onderzoek, en of deze functies gewaarborgd blijven op de lange termijn van tenminste vier jaar. Na deze vier jaar vindt een hervisitatie plaats van de afdeling. Wanneer een afdeling wordt toegelaten aan het TOPGGz keurmerk, vindt er een beoordeling plaats die gebaseerd is op 14 criteria. Deze criteria hebben betrekken op de volgende aandachtsgebieden:
• Topklinische patientenzorg
• Onderzoek, ontwikkeling en innovatie
• Opleiding en kennisverspreiding
• Commitment op lange termijn van de raad van bestuur (TOPGGz, 2017)
Voor een uitgebreide factsheet over het Expertisecentrum Depressie van het keurmerk TOPGGz, zie bijlage 7.
Behandelaanbod van het Expertisecentrum Depressie Het behandelaanbod op de afdeling is erg uitgebreid. Allereerst wordt er gekeken welke medicatie voorgeschreven wordt aan een cliënt volgens de algemene richtlijnen voor depressie. Naast de medicamenteuze behandeling beschikt het Expertisecentrum Depressie ook over andere behandelingen:
Activiteitentherapie (AT) Zo is er dagelijks activiteitentherapie (AT). Door middel van een creatieve activiteit zoals bijvoorbeeld; houtbewerking, schilderen en koken, werkt met bij AT aan therapeutische doelen.
Psychomotore therapie (PMT) Op bijna iedere dag is er psychomotore therapie (PMT), waarbij bewegen en lichaamservaring centraal staan. Samen met een therapeut wordt gedrag onderzocht en kunnen nieuwe ervaringen op het gebied van voelen en denken worden opgedaan. Hieronder vallen ademhalingsoefeningen, ontspanningsoefeningen, sporten in een groep, running en andere vormen van beweging. Het doel van PMT is het tot stand brengen van, of bijdragen aan, een gedragsverandering waardoor de psychische klachten van de cliënt verminderd worden of verdwijnt. PMT wordt bij sommige cliënten als individueel traject geïndiceerd.
Psycho-educatie (PE) Op iedere dinsdagochtend is er een cyclus van zeven psycho-educatiebijeenkomsten (PE) over depressie met elke week een ander thema. Hier gaat het bijvoorbeeld om de symptomen, oorzaken, gevolgen en behandeling van depressie. Bij twee bijeenkomsten van PE is een ervaringsdeskundige aanwezig die zijn ervaringen in het omgaan met depressie met cliënten deelt en openstaat voor vragen en advies.
Basisbehandelprogramma (BBP) Naast het algemene behandelaanbod volgt een deel van de cliënten het basisbehandelprogramma (BBP). Dit programma is ontwikkeld vanuit een cognitief gedragstherapeutisch oogpunt en richt zich vooral op activering en weer grip krijgen op de inrichting van het leven. Zo is er elke ochtend en aan het einde van de middag een dagstart en een dagafsluiting om samen met cliënten de dag door te nemen en wordt er met name op activering en ontspanning gelet.
Cognitieve Gedragstherapie (CGT) Daarnaast bestaat er de mogelijkheid om deel te nemen aan de cognitieve gedragstherapie (CGT) in groepsverband. Als er een contra-indicatie voor de groep is of als cliënten extra ondersteuning nodig hebben, kan ervoor worden gekozen een individueel traject te starten. Tijdens CGT wordt uitgebreid aandacht besteed aan hoe cognities disfunctionele gedachten en gedrag in stand houden.
Electroconvulsie Therapie (ECT) Tot slot bestaat er nog een mogelijkheid voor een biologische behandelstap: de elektroconvulsie therapie (ECT). Hierbij wordt een epileptisch insult opgewekt onder complete anesthesie. Vaak is ECT een laatste stap die wordt toegepast als de voorgaande stappen onvoldoende effect hebben opgeleverd.
Voor cliënten is er wekelijks ook een huiswerkgroep en huiskamerbespreking. In de huiswerkgroep krijgen cliënten hulp aangeboden bij bijvoorbeeld het maken van hun planning of signaleringsplan, of huiswerk van cognitieve gedragstherapie. In de huiskamerbespreking worden samen met een verpleegkundige lopende zaken zoals eten of corvee besproken en komen eventuele vragen van cliënten aan bod.
Rol van de psycholoog binnen het Expertisecentrum De taken van de psycholoog zijn vrij divers. Op dit moment zijn er een klinisch psycholoog, een GZ-psycholoog in opleiding tot klinisch psycholoog (Gios), en een basispsycholoog verbonden aan de afdeling. De klinisch psycholoog kan in principe hoofdbehandelaar zijn van een cliënt op de afdeling, wanneer de meeste aandacht gericht is op psychotherapeutische behandeling in plaats van medische behandeling. In de andere gevallen is de psychiater, de psychiater in opleiding en de huisarts in opleiding hoofdbehandelaar. De werkzaamheden van de psycholoog zijn het geven van cognitieve gedragstherapie, zowel in groepsverband als individueel, en eventueel individuele psychotherapie gericht op deelaspecten van de complexe problematiek. De GZ- psycholoog is verantwoordelijk voor het verloop en krijgt hierbij ondersteuning van de basispsycholoog, stagiaire psychologie en cognitief gedragstherapeutisch werkers (CGW’ers). Een andere taak van de GZ-psycholoog is het doen van psychodiagnostisch onderzoek, wanneer er indicaties zijn vanuit het team voor vraagstellingen omtrent casuïstiek. Verder is de GZ-psycholoog minimaal één keer per week aanwezig bij het ochtendoverleg waarin alle cliënten van de afdeling worden besproken, t.b.v. behandelevaluaties en/of het zorg dragen voor de continuïteit van de psychologische behandeling binnen de afdeling. De basispsycholoog en de psychologie stagiaire zijn hierbij in principe elke werkdag bij aanwezig. Daarnaast werkt de klinisch psycholoog en de stagiaire psychologie mee aan de wekelijkse SO’s op maandagmiddag. Elke week komt een externe cliënt naar de afdeling om door psychiater prof. dr. Jan Spijker, hoofd zorgprogramma Depressie en de klinisch psycholoog samen met de psychologie stagiaire, om gezien te worden voor advies met betrekking tot hun (vervolg)behandeling. Verder neemt de GZ-psycholoog en basispsycholoog één dag per week deel aan de dagstart en dagsluiting, waar cliënten worden geholpen met het structureren van hun dag. Daarnaast voeren zowel de GZ- psycholoog, de basispsycholoog en de stagiaire psychologie gesprekken met cliënten en eventueel naasten. Tenslotte geeft de klinisch psycholoog een PE-bijeenkomst over de verschillende therapievormen die op indicatie ingezet kunnen worden bij depressie.
Hoofdstuk 2
Leerdoelen en stageopdracht
Professionele leerdoelen:
1) Aan het einde van mijn stage wil ik zelfstandig de psycho-educatie (PE) kunnen leiden een het eind van mijn stage.
Psycho-educatie bestaat uit een zevenweekse cyclus met elke week een ander thema. Twee van deze bijeenkomsten worden gegeven door een ervaringsdeskundige, één door de psychiater en één door de klinisch psycholoog. Bij elke bijeenkomst ben ik aanwezig om de bijeenkomst te introduceren en om eventueel vragen te beantwoorden en/of om meer informatie te geven. De overige drie bijeenkomsten gaan over de thema’s: oorzaken van depressie, symptomen en gevolgen van depressie, en vaardig met slaap en suïcidepreventie. Deze bijeenkomsten zullen door mij geleid worden samen met een CGW’er en/of verpleegkundige. Ik wil graag leren om informatie over depressie duidelijk en helder over te brengen zodat de cliënten ervan kunnen leren. Het is natuurlijk voor veel mensen spannend om te spreken voor een grote groep mensen, ook ik ervaar deze spanning waardoor ik te snel door de stof heen wil gaan. Wat ik wil leren is om elke bijeenkomst goed voor te bereiden; dit door extra informatie op te zoeken. Ook wil ik hierdoor extra kennis paraat hebben wanneer er vragen zijn van de cliënten. Mijn uiteindelijke doel is de drie bijeenkomsten zelfstandig te doen en ik hoop dit om zo’n manier te doen waardoor er een goede interactie ontstaat tussen mij en de groep. Daarnaast rustig en duidelijk articuleren en rust nemen tussen de slides door om de informatie te laten bezinken.
2) Aan het eind van mijn stage wil ik in staat zijn om onder supervisie van mijn stagebegeleider onderdelen van cognitieve gedragstherapie te geven aan cliënten, zowel individueel als in groepsverband.
Twee keer per week, op maandag en op vrijdag, wordt de CGT-groep gegeven aan cliënten. In principe ben ik hier elke vrijdag bij aanwezig en af en toe op maandag wanneer ik niet in een Second Opinion (SO) zit. Bij de CGT-groep zijn aanwezig, naast mijzelf; de basispsycholoog, GZ-psycholoog in opleiding tot specialist, en één of twee CGW’ers. De CGT-groep bestaat meestal uit 4 tot 8 cliënten en afhankelijk van deze grootte kan de groep opgesplitst worden. Naast de CGT-groep wordt er ook individueel CGT gegeven aan cliënten die om wat voor reden dan ook niet deelnemen aan de CGT-groep, of aan cliënten die extra ondersteuning nodig hebben met het huiswerk van CGT. Ik wil aan het einde van mijn stage zelfstandig in staat zijn, onder supervisie, onderdelen van cognitieve gedragstherapie te geven aan cliënten, zowel individueel als in groepsverband. Immers, voor een basispsycholoog is CGT wel hetgeen je onder de knie wilt hebben. CGT neemt een groot deel in van de behandeling en om dit juist en goed uit te kunnen voeren, zowel in de CGT-groep als individueel, kan dit zorgen voor een betere behandeling bij de cliënten. Ik ervaar dat ik het best lastig vind om in de CGT-groep, en dan met name het cognitieve deel van de therapie, om tot de kern te komen. Ik twijfel dan aan mijn eigen geschiktheid dat ik het niet goed genoeg doe, of dat anderen dit beter kunnen en dit aan hen overlaat, terwijl ik dit juist graag zelf wil leren en wil kunnen. Ik wil dit oppakken door meer in te breken en te vragen om de CGT-groep te leiden in het afgesplitste groepje. Om dit vaker te doen ontwikkel ik meer vertrouwen in mijn eigen kunnen.
3) Ik wil op professionele wijze de second opinion gesprekken voorbereiden en verslag leggen volgens de hiervan geldende richtlijnen van de organisatie.
Elke maandag voert het Expertisecentrum één of twee Second Opinion(s) (SO) uit. De SO bestaat uit een gesprek met de psychiater, gesprek met de klinisch psycholoog en een gezamenlijk adviesgesprek. Voorafgaand de SO neem ik het elektronisch patiëntendossier door en maak ik een document aan waar ik beschrijf door wie de cliënt verwezen is, wat zijn/haar hulpverlenersgeschiedenis is en maak ik een korte samenvatting van zijn/haar biografie. Tijdens de gesprekken maak ik notulen die ik verder verwerk voor de verslaglegging. Bij het eerste gesprek met de psychiater kijk ik alleen mee, bij het tweede gesprek met de klinisch psycholoog mag ik dingen uitvragen en de M.I.N.I. 5.0.0. af. Hierna komen de psychiater, de klinisch psycholoog en ik kort samen om te overleggen wat onze diagnose is en wat ons advies zou zijn voor vervolgbehandeling. Ook hier mag ik inbrengen wat ik opmerkte en mijn ideeën zijn. Wat ik graag wil leren is om de gesprekken van de SO’s zo goed mogelijk voor te bereiden en het verslag hiervan zo vast te leggen volgens de geldende richtlijnen van een psychiatrisch onderzoek van Pro Persona. He voorbereiden van zo’n gesprek vergt natuurlijk wat tijd en ik wil graag dit zo goed en efficiënt mogelijk indelen. Sommige cliënten hebben bij een verwijzing een klein dossier, terwijl anderen een zeer uitgebreid dossier hebben. Wanneer een cliënt zo’n groot dossier heeft vind ik het weleens lastig om de niet-relevante informatie te scheiden van relevante informatie. Daarnaast beslaat dit leerdoel ook de verslaglegging achteraf van de SO, om de biografie verder aan te vullen en de M.I.N.I. 5.0.0. te diagnosticeren en het beschrijven hiervan. Ik wil door feedback te vragen leren te onderscheiden welke informatie echt relevant is, en welke niet. Daarnaast hoe ik mijn eigen bevindingen het best kan toespitsen op de biografie en de afname van de M.I.N.I. 5.0.0.
Persoonlijke leerdoelen:
1) Aan het einde van mijn stage wil ik meer vertrouwen hebben in mijn vaardigheden, kennis en houding als psycholoog.
Bij aanvang van de stage was ik enigszins onzeker over mijn vaardigheden, kennis en houding als psycholoog. Ik studeer nog, ik heb van de theorie alleen de basiskennis, ik weet de kneepjes van het vak nog niet. Het is mijn eerste stage die ik loop, de eerste ‘echte’ ervaring met cgt. Al met al, erg spannend! Verschillende vragen gaan er op dat moment door mijn hoofd heen tijdens cgt; ‘Doe ik het wel goed?’ ‘Straks zeg ik iets verkeerds!’. Of dat ik juist bang ben dat ik een belangrijke leefregel heb weten te onttrokken bij een cliënt, maar dat ik daarna niet goed meer weet wat hierna dan komt. Wat is dan het juiste om aan te pakken? Over het algemeen ben ik geen onzeker persoon, maar over mijn kwaliteiten als psycholoog wel. Vooral als ik meekijk met mijn begeleiderster, psycholoog of met de klinisch psycholoog, merk ik dat ik nog lang niet ben uitgeleerd. Ik weet dat ik een stagiaire ben en dat deze stageperiode er ook is om fouten te maken en dat hier ook de ruimte voor is. Wat ik wil doen om meer vertrouwen te krijgen in mijn vaardigheden, kennis en houding als psycholoog is om mijn boeken van cognitieve en gedragstheorie opnieuw door te lezen zodat ik goede adequate aanvullingen kan inbrengen tijdens gesprekken. Hiernaast wil ik de dvd ‘Socratisch dialoog’ nogmaals bekijken, waar verschillende fasen van het cognitief gedragstherapeutisch proces uitgelegd en besproken worden. Deze dvd hebben wij op de universiteit gekeken voor het vak cognitieve gedragstherapie en hier wordt op een rustige manier de verschillende stappen van cgt uitgelegd, wat ik zelf als zeer leerzaam ervoer.
2) Tijdens mijn stage wil ik mijn belastbaarheid bewaken door prioriteit te geven aan de taken die belangrijk zijn voor mijn stage.
Ik zeg niet graag nee, en als ik iemand ergens mee kan helpen dan doe ik het graag voor diegene. En dit is juist hetgeen waar ik voor wil waken. Tijdens de eerste weken van mijn stage heb ik alles leuk en interessant gevonden om te mogen werken als ‘psycholoog’. Ook alle onderzoekswerkzaamheden en administratieve zaken deed ik graag. Wel merkte ik op dat er niet veel ruimte is om op andere verzoeken volmondig ‘ja’ te zeggen. Natuurlijk wel op een paar, maar niet op allemaal omdat dit helaas te veel tijd weg neemt van mijn werkzaamheden op stage. Ik wil graag zoveel mogelijk therapie ervaring en cliëntencontact opdoen waardoor anderen werkzaamheden minder aandacht zullen krijgen hoewel deze ook behoren tot mijn takenpakket. Vorig jaar had ik een intensief zwaar jaar waardoor ik gedachtes van school meenam naar mijn werk bij Karakter en vice versa. Dit werkte niet en kwam zowel niet mijn schoolwerk als mijn werk daar ten goede. Niet alleen had dit effect op school en werk, maar ook in de privésituatie. Als ik s’ avonds laat nog zat te werken aan werk gerelateerde zaken vond mijn vriend dat natuurlijk niet leuk. Zodoende heb ik met mijzelf afgesproken dat sommige zaken achter moet laten op stage en/of werk. Natuurlijk kan het weleens voorkomen dat ik thuis werk aan de studie, maar dit moet sporadisch zijn. Eerder uitzondering dan regel! Ik wil op mijn belastbaarheid letten door elke ochtend een kleine to do list te maken en daarop prioriteiten stellen welke dingen die dag echt moeten gebeuren. Op deze lijst zet ik ook andere, wat langer lopende bezigheden op. Hiernaast heb ik ook een overzicht gemaakt van mijn werkzaamheden gedurende de week en heb ik samen met mijn begeleidster op stage gekeken welke overleggen ik bijv. niet bij aanwezig hoef te zijn en zodoende door kan werken aan mijn verslagen. Gedurende mijn stageperiode wil ik meer en efficiënter gaan werken door middel van een to do lijstje, en wel volmondig ja kunnen zeggen tegenover middelen waarmee ik meer ervaring als psycholoog kan opdoen!
3) Tijdens mijn stage wil ik meer leren in te brengen in teamoverleg en therapieën.
Als ik in een grote groep zit, met allemaal mensen die staan voor hun vak dan vind ik het lastig om mijn eigen inbreng te hebben. Niet als het om een eigen cliënt gaat en zij mij vragen hoe het ermee staat, maar met name om zelf iets in te brengen over cliënten die ik niet behandel. Ik zie natuurlijk wel hoe een cliënt zich over de dag gedraagt en beweegt, maar de daadwerkelijke behandelaar weet dat beter, mijns inziens. Terwijl ik zelf ook weet dat twee paar ogen meer zien dan één. Desondanks, blijft het in een grote groep mensen toch een beetje spannend om iets te vertellen en in te brengen. Toch een soort angst om voor publiek te spreken en/of anderen mij niet negatief gaan beoordelen en/of ik bang ben om iets geks te zeggen en/of zij dat van mij kunnen denken. Dit leerdoel wil ik oppakken door minimaal één keer per ochtendoverleg een eigen inbreng en/of opmerking te geven. Ik praat gemakkelijk en ik zeg ook snel en vaak wat ik denk, maar nu moet mijn inbreng wel nuttig en bruikbaar zijn tijdens dit overleg. Ik wil rand en bijzaken scheiden van de echte kern van de informatie, waardoor mijn bijdrage aan het overleg ook werkelijk bruikbaar en nuttig is. Ook tijdens andere overleggen en/of therapieën wil ik meer inbrengen. Dit leerdoel is dan ook gekoppeld aan mijn eerste persoonlijke leerdoel (vaardigheden als psycholoog). Wekelijks wil ik even stilstaan op vrijdagmiddag of ik mijzelf daadwerkelijk heb gehouden aan dit leerdoel en waar nog eventuele verbeterpunten zitten.
Academische leerdoelen:
1) Aan het eind van mijn stage wil ik in staat zijn zelfstanding een psychologisch onderzoek (PO) uit te voeren, onder begeleiding van mijn supervisor.
In het kader mijn BAPD die ik kan halen tijdens mijn stageperiode bij het Expertisecentrum Depressie, wil ik aan het einde van mijn stage het PO grotendeels zelfstandig uit kunnen voeren, uiteraard onder begeleiding van mijn supervisor. Wanneer ik naar de toekomst kijk zie ik dat in veel vacatures gevraagd wordt dat ze op zoek zijn naar iemand die ervaring heeft met psychodiagnostiek en/of zijn/haar BAPD-verklaring heeft. Het is natuurlijk zeer prettig voor mij dat deze kans geboden wordt tijdens mijn stageperiode. Hoewel dit leerdoel nogal intrinsiek gemotiveerd overkomt, is dit niet helemaal juist. Het doel van een PO is juist om een cliënt verder te helpen hoe bijvoorbeeld het beste een behandeling eruit kan zien voor diegene of om juist te weten wat voor diagnose diegene heeft en andere persoonskenmerken in kaart te brengen die de behandeling kunnen beïnvloeden. Voor de cliënt zelf heeft een goed PO ook een meerwaarde. En ik wil graag de PO’s op een goede en adequate manier afnemen zodat de cliënt hier verder mee geholpen kan worden. Hoe wil ik gaan werken aan dit leerdoel? Elke week op maandagmiddag zijn er Second Opinions (SO) waar ik aan meewerk. Voorafgaande de SO’s is het mijn taak om een dossierstudie te verrichtten naar de cliënt die op gesprek komt. Ik zorg voor een overzicht omtrent de verwijzing, de hulpverlener geschiedenis en de biografie van de cliënt. Het is prettig om hiermee te oefenen omdat deze drie onderdelen ook voorkomen in de BAPD en PO-verslagen. Wel kosten deze verslagen veel tijd om te maken omdat sommige cliënten een erg uitgebreid patiëntendossier hebben, waardoor het lastig wordt voor mij om alleen relevante informatie uit alle documenten te selecteren (ook hier verweef ik meerdere leerdoelen, zowel als op academisch, professioneel (verslaglegging) en persoonlijk vlak (vaardigheden en belastbaarheid). Ook kan ik tijdens de SO’s al oefenen met uitvragen/aanvullen van ontbrekende informatie uit de biografie van cliënten. Een dossier is niet altijd even uitgebreid en vaak missen er ook gegevens. Tijdens een SO kan ik samen met de klinisch psycholoog relevante vragen stellen om missende delen van de biografie aan te vullen. Ook tijdens dit gesprek kan de M.I.N.I. 5.0.0. afgenomen worden om een DSM diagnose te stellen. Eerst kijk ik mee hoe de klinisch psycholoog de M.I.N.I. afneemt en later mag ik dit ook zelf doen. Zodoende krijg ik al meer ervaring met het afnemen van testen voordat ik een PO ga afnemen.
2) Ik wil wetenschappelijk evidence-based kennis toe passen in mijn stage-opdracht ‘Slaapprotocol’.
Voor mijn stage-opdracht zijn mijn begeleidster en ik gekomen tot het schrijven en eventueel uitvoeren van het slaapprotocol. Dit protocol moeten voldoen aan nieuwe en wetenschappelijk aantoonbare werkzame kennis. Wat ik wil gaan doen om aan dit leerdoel te voldoen is om gebruik te maken van de zoekmachines die verbonden zijn met de Universiteit Utrecht. Via de bibliotheek van Universiteit Utrecht kan ik inloggen in verschillende vooraanstaande journals en zo zoeken naar de meeste geschikte wetenschappelijke bewijzen voor de protocollen. Waar ik op wil letten is dat ik voornamelijk afga op meta-analyses en RCT’s. En natuurlijk naar de effectiviteit van de behandeling en/of deze bruikbaar is bij het desbetreffende protocol.
3) De verworven kennis vanuit de bachelor en master omtrent depressie en de bovengenoemde psychische klachten toepassen in mijn stage-opdracht en werkzaamheden.
Alles wat ik heb geleerd op de universiteit komt samen in mijn stageperiode. Alle verworven kennis omtrent depressie en andere psychische klachten komen nu aan bod. Sommige klachten en/of DSM-criteria zijn weggezakt. Voornamelijk als deze problemen aan bod zijn gekomen tijdens de bachelor. Ik merkte op dat ik tijdens gesprekken soms moest graven naar bepaalde feiten. Een cliënt kon bijvoorbeeld alle criteria van de persoonlijkheidsstoornis Borderline zo opnoemen uit het hoofd, terwijl ik niet verder kwam dan 3 á 4 criteria. Dit was voor mij het teken om kennis weer wat op te diepen. Ook tijdens psycho-educatie viel het mij op dat ik sommige informatie niet meer paraat had zoals; hoeveel mensen krijgen een depressie, sekseverschillen, de verschillende soorten depressies, wat de onset is en wat de risicofactoren zijn om een depressie te ontwikkelen. Zoals ik al aangaf, dit soort zaken zijn weggezakt. Wanneer je ’een dergelijk vak volgt ben je zo intensief bezig met het leren en onthoud je natuurlijk ook een hoop, maar sommige feiten zakken weg als je deze niet bijhoudt. Hoe wil ik aan dit leerdoel werken? Allereerst wil ik alle depressie DSM-criteria paraat hebben. Dit wil ik doen door de DSM -5 (REF) nogmaals nauwkeurig door te nemen. Gelukkig hebben we op de afdeling een klein pocketformaat liggen die ik regelmatig zal bestuderen. Andere informatie kan ik veelal terugvinden in mijn studieboeken van de universiteit. Ik ga met name de boeken bij de vakken psychopathologie en persoonlijkheidsleer doornemen aangezien mij bijstaat dat ik veel informatie kan opzoeken van de problemen die ik net benoemde. Daarnaast zal ook internet mij kunnen helpen in het zoeken naar juiste en up-to-date informatie. Door alle verworven kennis vanuit de bachelor en master beter te integreren in mijn stageperiode zal ik mijzelf ook zelfverzekerder voelen in mijn handelen als psycholoog.
Stageopdracht
Zoals hierboven al beschreven bij de leerdoelen gaat mijn stageopdracht over het schrijven van een slaapprotocol. De vraag voor de stageopdracht kwam van de klinisch psycholoog op de afdeling. Zij was op zoek naar een korte interventie die toegepast kan worden op vrij makkelijke behandelbare problemen bij de cliënten in de kliniek en dagbehandeling. Het doel is dan ook dat ik protocol schrijf en kan uitvoeren bij deze cliënten. Hierna wilt de afdeling het slaapprotocol implementeren wanneer er vraag naar is vanuit een cliënt. Dit betekent dat anderen, na mijn stage, actief het slaapprotocol kan blijven gebruiken. Hieronder stip ik kort de problemen aan waarom dit protocol geïndiceerd is voor de afdeling. Voor meer informatie en het uitgebreide protocol, zie bijlage 3.
Het slaapprotocol is geschreven als mijn stage-opdracht voor het Expertisecentrum Depressie van Pro Persona te Nijmegen. Het protocol is tot stand gekomen naar aanleiding van dat veel cliënten slecht slapen op de klinische afdeling. Om hier gehoor aan te geven werd dit slaapprotocol opgesteld. Het protocol is voor zover mogelijk gebaseerd op huidige protocollen, wetenschappelijke inzichten, artikelen en kennis. Relevante artikelen werden opgezocht door literatuuronderzoek in PsychINFO, Medline, PubMed, Scopus en Google Scholar (met UBUlink). Ook anderen richtlijnen en protocollen omtrent slaapstoornissen werden geraadpleegd. Bijna 1 op de drie Nederlanders (28%) heeft volgens onderzoek van GfK (2015) het afgelopen jaar last van slaapproblemen te hebben gehad. Slaapproblemen staan hiermee op de derde plaats van meest genoemde gezondheidsproblemen. Bijna het dubbele aantal vrouwen (36%) dan mannen (19%) geeft aan het afgelopen jaar problemen te hebben gehad met slapeloosheid, slaapproblemen of slaapstoornissen. Vaak zijn mensen zelf goed in staat deze problemen op te lossen, het hoofd te bieden of zijn ze slechts van tijdelijke aard. Echter kunnen de slaapproblemen zo hardnekkig zijn dat voor deze mensen de problemen aanzienlijk erger worden waardoor professionele hulp geboden is. Een verstoorde slaap uit zich in regelmatig ‘s nachts wakker worden, moeite met in slaap vallen en/of te vroeg wakker worden. Bij vrouwen komen deze klachten tweemaal zo vaak voor dan bij mannen. Ook de leeftijd speelt een rol. Hoe ouder iemand is hoe vaker slapeloosheidsklachten toenemen (van Bemmel & de Weerd, 2001; NHG-werkgroep, 2014; Sateia, Doghramji, Hauri, & Morin, 2000). Deze slaapproblemen komen vaker voor bij vrouwen, bij lagere sociaaleconomische klassen en bij mensen met chronische somatische of psychiatrische aandoeningen. Mensen die gescheiden zijn, weduwen of weduwnaars en alleenstaanden rapporteren ook meer last te hebben van slapeloosheid dan gehuwde mensen. Ook tijdens periodes van stress komt slapeloosheid meer voor (NHG-werkgroep, 2014; WHO, 1993). Een verstoorde nachtrust kan een aantal negatieve gezondheidseffecten hebben op zowel fysiek als op geestelijk vlak (van Os et al., 2014; NHG-werkgroep; 2014; Sateia et al., 2000). Zoals aangetoond blijkt dat langdurende slapeloosheid correleert met het vaker voorkomen van verkeers- en arbeidsongevallen en valpartijen. Zo’n 10% van alle verkeersongevallen is te wijten aan vermoeidheid (Simon, Everitt, & Birtwistle et al., 2002). Op geestelijk vlak blijkt dat langdurige slapeloosheid vaker voorkomt bij depressie, angst, verslaving, dementie en aanleiding geeft tot een verhoogde mortaliteit (Baglioni et al., 2011; Lamberg, 1997; Mason & Harvey, 2014; Metlaine, Leger, & Choudat, 2005; Shapiro & Dement, 1993). Dit protocol kan een hulpmiddel zijn om deze mensen inzicht te geven in hun slaapproblemen en het probleem te verminderen. Hoewel dit protocol geschreven is voor psychologen binnen de klinische opname setting van het Expertisecentrum Depressie, kan het ook een handig hulpmiddel zijn voor andere hulpverleners zoals; maatschappelijk werkers, verpleegkundigen, toegepast psychologen en/of studenten psychologie. De populatie binnen het Expertisecentrum Depressie betreft adolescenten, (jong)volwassen en oudere cliënten, met een (ernstige) depressieve stoornis met eventuele bijkomende psychiatrische problematiek. Het protocol richt zich op inslaap- en doorslaapstoornissen, verstoring van het slaapritme, overmatig en/of te licht slapen, vroeg ontwaken, het niet slapen en het omdraaien van het dag en nachtritme. Specifieke slaapstoornissen, zoals narcolepsie worden niet in het protocol opgenomen, welke zij een specifieke behandeling vereisen. Voor uitgebreide informatie over slaapstoornissen en het protocol, zie bijlage 3.
Previous answers to this question
This is a preview of an assignment submitted on our website by a student. If you need help with this question or any assignment help, click on the order button below and get started. We guarantee authentic, quality, 100% plagiarism free work or your money back.